JUNI-EXPOSITIE

JUNI-EXPOSITIE

6 JUNI T/M 27 JUNI

Christian Perrier & Addy Coumou

ZONDAG 7 JUNI

OPENING VAN 13:OO-17:00 UUR MET EEN AANGEKLEDE THEE TIJDENS DE KUNST-EN CULTUURROUTE MIDDELBURG

Tijdens de opening van de tentoonstelling van Christian Perrier lezen

om 15:00 uur de dichters Sandra Burgers, Johanna Kruit en Chawwa Wijnberg

voor uit eigen werk als voorproefje op de Bloemlezing van Zeeuwse poëzie 11 juni a.s.

Poésie+zelandaise+couv+03+03

Bloemlezing van Zeeuwse poëzie  in café Hildernisse op 11 juni, 17 uur, geïnspireert op het werk van Christian Perrier

De dichters:Buma, Joop – Burgers, Sandra – Cornelis, Coen – Crebolder, Emma – Hofman, Wim – Koopman, Marcel – Kruit, Johanna Kuipers, Jan J.B. – Leeftink, Karel – Looymans, Henri – Raats, Theo – Schrijer, Thom – Van Bragt, Tijs – Van der Veeke, André – Van Hese, Rob – Vlaander, Jacoline – Wijnberg, Chawwa – Y. Né  , vertaler/samensteller: Pierre-Jean-Brassac, uitgeverij: Monts-Déserts Editions.

ADDY COUMOU

ADDY COUMOU volgde opleidingen in textiele werkvormen, schilderen en monumentale vormgeving aan verschillende Academies in Nederland. Na het zien van de meesters Marell en Huntenburg uit de 17e eeuw ontstond haar “Tulpenkoorts “. De papagaai tulp staat in haar werk centraal. Het prachtige grillige lijnenspel, dat zo karakteristiek is voor deze tulp, blijft haar boeien en evolueert soms tot bijna abstracte vormen. In de compositie van haar werken herkennen wij haar achtergrond als industrieel vormgeefster.
Addy werkt in acryl, olieverf en grafiet op transparante stoffen.

 

CHRISTIAN PERRIER

Hoe Zeeland verandert in een schilderij. , mei 2015 Vert. Pierre-Jean Brassac

Om deze beeldende interpunctie van de bloemlezing van Zeeuwse poëzie tot stand te brengen, was er geen gelegenheid om inspiratie op te doen bij de dichters, aangezien ik hun teksten nog niet had kunnen lezen. Ik heb ook niet getracht om een trouwe weergave te geven van hetgeen ik in Zeeland had gezien… Mijn bedoeling als schilder is niet om datgene weer te geven of te vertellen wat zich om me heen bevindt. Ook al komt het wel voor dat ik figuren schets. Naamloze gewassen, vage werktuigen, onwaarschijnlijke architecturen. Om ze vervolgens meteen onherkenbaar te willen verminken, vervormen, schrappen, teniet te doen. Dit om het beeld te ontwijken. Omdat het beeld opsluit, onze verbeelding beteugelt, vervalt in het anekdotische, het verhalende, en belet ons het schilderij waar te nemen. Om de gevoelige blik te laten dwalen moet ik bijgevolg de lijnen verwringen, de kleur vervagen, de vormen in de war brengen opdat er een twijfel ontstaat over het waargenomene. Opdat het verlangen uit deze breuk oprijst. Opdat er een gevoel van onzekerheid ontstaat.

Ik tracht te laten zien en niet te laten herkennen. Zo ook voor de schilderijen in de bloemlezing, waarvoor ik geen landschappen wilde schilderen maar eerder gevoelens, een innerlijke sfeer uiteraard mede bepaald  door de omzwervingen van mijn blik tussen luchten en kanalen, stranden en weilanden of deze tegen elkaar aangevlijde rijen keurige huizen of trotse gebouwen. Ik heb er lijnenconcerti aan overgehouden, met enkele eenzame of gerangschikte neerwaartse lijnen benadrukt, vertes die je moet raden, verbond van water, aarde, zand en luchten, kleuren van  zware weemoed, dikke, verankerde substanties, bedoeld om een blok te vormen tegen de wisselvallige lucht of  tegen de plooibaarheid van de wateren…

Gewaand Zeeland, waarschijnlijk, maar in mij haar sterk aanwezige verzadigde grijzen, haar aarzelende blauwen, haar rekbare groene tonen, haar nostalgische okers met somtijds de vrolijke roep van een rode kleur die op zee verschijnt oftewel hoe Zeeland verandert in een schilderij.